Tentoonstelling Museum Beelden aan Zee 11.12.2008-15.03.2009
De in Italië geboren kunstenaar Fred Carasso (1899-1969) behoorde tot de toonaangevende Nederlandse beeldhouwers van zijn generatie. Hij is echter moeilijk met hen te vergelijken. Zijn sculptuur is figuratief, maar gespeend van het impressionisme en de anekdotiek die de klassiek-moderne Nederlandse beeldhouwkunst kenmerken. Carasso abstraheerde maar hield aan de figuratie vast. In de periode dat de Nederlandse beeldhouwkunst zich verdeelde in een figuratieve en een abstracte richting, koos hij voor een eigen vlucht en heeft daarmee blijvend weten te boeien. Federico Antonio Carasso is geboren in het Noord-Italiaanse Carignano. Als zoon van een meubelmaker hield hij zich van jongs af aan bezig met tekenen en houtbewerken. In 1922 vond in Italië de fascistische machtsovername plaats, die Carasso twee weken later naar Frankrijk deed uitwijken. Hij bleef actief betrokken bij het antifascistische emigrantenverzet, totdat hij zich in 1934 in Amsterdam vestigde. In de elf jaren van zijn Frans-Belgische ballingschap heeft Carasso als houtsnijder voor Parijse en Mechelse fabrikanten van historische meubelen gewerkt. De eerste tentoonstelling werd gehouden onder zijn pseudoniem Fred Deltor in 1933 in Brussel, bestaande uit grotendeels tekeningen en enkele beeldhouwwerken. Vermoedelijk is deze tentoonstelling zijn ingang geweest in de Nederlandse kunstwereld.
Eenmaal in Nederland betrok Carasso een atelierwoning in de Zomerdijkstraat. Waar hij zich na 1945 volledig wist te ontplooien als beeldhouwer. Hier raakte hij ook bevriend met beeldhouwers als Han Wezelaar, Leo Braat en Gerrit van der Veen – Carasso’s strijdmakker in het kunstenaarsverzet – en was hij bovendien actief binnen de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. Deze contacten betekenden dat Carasso zich in een gunstig sociaal klimaat kon ontplooien. In Nederland zou hij voortaan, onder eigen naam, het pad van de beeldhouwkunst vervolgen, met de in Brussel aangegrepen klassieke traditie als leidraad en geïnspireerd door de reizen in Zuid-Amerika en het Midden-Oosten. De virtuositeit die door hem daarbij werd nagestreefd, heeft wel tot de misvatting geleid dat Carasso in goede, maar ook in slechte zin gemakkelijk werkte en dat hij in de eerste plaats een vakman, een artisan was. Niets is minder waar: uit zijn studies blijkt dat Carasso eerst ontelbaar veel getekende schetsen maakte, deze vervolgens in zijn gouaches terdege woog en dat soms pas jaren later kleine, en ten slotte grotere plastieken volgden, die zijn streven naar monumentaliteit documenteren. Achter Carasso’s uiterlijke vaardigheid verbergt zich een langzaam en via de voorstudies duidelijk te volgen fascinerend rijpingsproces. Vanuit dit proces zijn verschillende oorlogsmonumenten, ontelbare kleine en grotere figuurstudies en tientallen penningen ontstaan, die de veelzijdigheid en uniciteit van Carasso’s oeuvre kenmerken.
(Vrij naar een tekst uit 1989 van Dedalo Carasso (1940-1995), historicus en zoon van de beeldhouwer.)